woensdag 18 januari 2012

Een brief met een rand – de laatste voorbereidingen

“Zal ik even de rolstoel halen”, biedt David aan. Ik heb mijn ogen nog bijna dicht. “Ik moet toch mee.” En dus ga ik zelf, terwijl hij andere dingen doet. Met de rolstoel leen ik een fijn, dik kussen, bedoeld voor decubituspatiënten, dus dat zit ongetwijfeld heerlijk. Na thuiskomst bel ik nog even met Heleen. “Nou, ze wist het hoor”, vertelt ze. “Toen ik binnenkwam, kwam ze uit de badkamer en begon meteen te huilen.” Het voelt nu extra goed dat we morgen naar de begrafenis gaan. De kleren hangen klaar en de schoenen zijn gepoetst. “Ik heb ook je moeder even verzorgd, zodat ze er morgen goed uitziet,” besluit Heleen. Wat vullen we elkaar toch vaak mooi aan; ik zou daar totaal niet aan gedacht hebben tot het moment dat we er waren. Bovendien geeft het mij een zetje om eens aan mijn eigen kleding te gaan denken. De wasmachine kan meteen aan de slag.

Na mijn afspraken van vandaag fiets ik even snel langs Blokker. Daar hebben ze wel fleecedekens, meende Heleen. En inderdaad, turquoise fleecedekens liggen er buiten in een bak. Niet echt een goede begrafeniskleur, maar wel beter dan niets. Bij navraag blijken er binnen nog meer te zijn, ook effen grijs, kleurend bij de kleding van mijn moeder. Ik vind het zo koud dat ik er meteen maar twee meeneem.

Eenmaal thuis ga ik serieus rekenen. Om 13 uur is de uitvaart. Het is ruim een uur rijden, we moeten nog lunchen en misschien is er nog een sanitaire stop nodig. Ik bel de verzorging. “Je moeder gaat om 9 uur ontbijten”, weet ze. Ik besluit om die tijd van huis te vertrekken, even aan te schuiven als dat nodig is en om uiterlijk 10 uur te vertrekken vanaf mijn moeder. Dan zit er voldoende speling in het programma. Niets gaat immers snel: even in- en uitstappen duurt achtmaal zo lang als bij mij, nog exclusief het uit- en invouwen van de rolstoel.

Zo, de planning is klaar, de warme fleecedekens staan klaar in een tas en ik heb nog wat drinken voor onderweg meegenomen. Er is nog maar een klein restje middag en het weer is koud maar prachtig. Misschien een mooi moment om nu even naar het postkantoor te fietsen. Postkantoor?? Dat zit vlak bij de bloemenzaak! Bloemen!!! Ik ren naar de buurvrouw om haar auto te lenen en haast me naar de bloemenwinkel. Bloemen uitkiezen, midden in de winter. Het valt me even niet mee. Gelukkig begrijpt de verkoopster het na lange tijd en begint ze mee te denken. Terwijl ze geschikt worden tot een mooie bos, loop ik even langs het postkantoor. Daar kom ik nog net op tijd binnen. Op de terugweg neem ik van een andere winkel nog een paar warme handschoenen mee, want waar mijn moeder die heeft, zou ik niet weten.

Met een prachtig boeket haast ik me naar huis. Intussen is David thuisgekomen met de auto, waar ik meteen weer mee vertrek om te gaan tanken. Ondanks alles moet ik lachen om mezelf: zo georganiseerd ga ik nooit van huis. Maar op pad met iemand met dementie vraagt om een heldere planning met voldoende speling. Dus alles wat niet per se morgen hoeft, doe ik nu.

Wanneer ik eindelijk toe ben aan de bank, komt de buurvrouw nog even een wijntje drinken. Goed idee. Even ontspannen zitten en het geheel doorspreken. “Reservekleding”, oppert ze. “Goed idee, ik noteer het meteen.” En dan ben ik eindelijk startklaar.

2 opmerkingen: