woensdag 30 december 2009

En niet zomaar een keertje...

Voor de zoveelste ochtend achtereen word ik wakker met een zere keel. Elke keer doet mijn keel meer pijn dan de dag ervoor en zo steven ik af op een keelontsteking, vrees ik. Dat is wel het laatste waar ik zin in heb met Oudejaarsavond en een paar verjaardagen voor de boeg. Zuigtabletten voor beginnende keelpijn verzachten tot nu toe circa één minuut, dropjes werken lekkerder, maar zijn ongezond en water drinken gaat ook vervelen. Bovendien lost het allemaal duidelijk niets op op de langere termijn.

Ik heb mijn ogen nog maar net open als ik bedenk dat mijn moeder altijd raad wist in dat soort situaties. Ze was tenslotte ooit verpleegkundige geweest en dat is blijkbaar een beroep dat je nooit meer afschud. Mijn moeder werkte zonder thermometer om te zien of ik koorts had. Nooit zaten wij vergeefs bij de dokter, alleen in gevallen waar ze zelf het antwoord niet op wist, werd de huisarts erbij geroepen. Wat geen garantie was voor een goed antwoord, leerde ik al jong.

Dus belde ik als het even kon eerst mijn moeder in geval van kleine nood. Ach wat, denk ik, de huisarts heeft nu vast vakantie, dus hopelijk hoeft de assistente er nu ook niet te zitten. Ik pak de telefoon en toets een nummer. “Goeiemorgen”, klinkt het opgewekt aan de andere kant. Ik vermoed een ochtendjas, kop koffie en een krant, maar ik vraag er maar niet naar. Elk woord doet zeer, dus beperk ik me tot het noodzakelijke. “Keelpijn? Ja hoor, daar weet ik wel wat op. Gorgelen met een drankje. De drogist heeft vast wel iets. Ik zou niet weten hoe die middeltjes tegenwoordig heten”, luidt het heldere advies. “Fijn mam, dan doe ik dat. Het bestaat vast nog wel.” In gedachten hoor ik mijn vader weer gorgelen, iets wat hij elke ochtend deed na het tandenpoetsen. Als kind kon ik daar gebiologeerd naar luisteren om het vervolgens zelf te proberen. Goor vond ik het. Maar nu wel handig dat ik weet hoe het moet.

“Prima, gorgelen zal wel helpen. En niet zomaar één keertje, he”, waarschuwt ze meteen. Getsie, wat kent ze me toch nog goed! “Elke dag een aantal keren, anders helpt het geen zier.” Strenge zuster!

dinsdag 22 december 2009

Van het blauwe oog en de verdwenen portemonnee

Heleen belt. Het is maandagmiddag, het land ligt onder een laag sneeuw en ik ben thuis. Gelukkig maar, want Heleen belt nooit op zo’n tijd, tenzij er iets aan de hand is. Meestal overleggen we tijdens een avondlijk telefoongesprek over te ondernemen acties, zoals de aanschaf van nieuwe sokken of ruimere broeken voor mijn moeder. Het leven in het verzorgingshuis is goed, dus ineens blijken de kleren te nauw te zijn.

Nu belt ze over heel andere dingen, dat begrijp ik al als ik haar nummer zie. Toch schrik ik niet echt hard, want ik weet dat ze me veel vroeger gebeld zou hebben als er iets ernstigs was. Ze gaat immers altijd ’s ochtends bij mijn moeder op bezoek.

Toch klinkt ze verontrust. “Je moeder heeft een blauw oog”, steekt ze meteen van wal. Zo, alweer? Wat kan er gebeurd zijn? Dat is Heleen ook een raadsel. Ze heeft navraag gedaan bij de dagopvang en daar wisten ze dat het blauwe oog er vlak voor het weekend ineens was. Wacht even, vlak voor het weekend? Maar toen belde ze mij omdat ze haar portemonnee kwijt was. Ik deed nog luchtig, om er vooral geen drama van te maken. En ik besloot een nieuwe te kopen als ie niet meer boven water kwam. Maar een verdwenen portemonnee, een blauw oog en een ondernemende oudere dame? Dat klinkt eng verdacht. Dus spreken we af dat ik achter de portemonnee aanga. Ik neem me voor het dagverblijf te bellen om te vragen of de beurs nog in haar tas zit. Voorlopig kunnen die niets doen, want het is rusttijd.

Een half uur later bel ik mijn moeder zelf maar even. Ze neemt op, maar klinkt niet erg energiek. “Bel ik je wakker?” “Nee hoor, ik was al op.” “Hoe is het met je?” “Ach, niet zo goed. Ik vind het hier niet leuk. Je bent zoveel alleen.”

Ik herken het probleem van de dementerende. Leuke contacten blijven hangen zolang de ander in beeld is. Zodra die uit het zicht is, is mijn moeder weer alleen met haar gedachten en dus voelt ze zich verlaten. In de winter wat meer dan in de rest van het jaar. Dat vertel ik haar ook. “Je hebt een winterdip, die zie ik elk jaar bij je.” “O ja?”, vraagt ze ineens geïnteresseerd. “Ja, vorig jaar ook, en het jaar daarvoor zeker. Als het weer mooier wordt, word jij ook weer zonniger.” “Nou, je ziet ook niemand nu he, het is koud en glad, dus ik ga niet graag naar buiten.” Ineens begrijpt ze de wereld weer een beetje.

Ik vraag naar haar oog. Even snapt ze niet waar ik het over heb en dan niet hoe ik dat nou toch kan weten. “Van Heleen, die heeft me even gebeld. Wat is er gebeurd?” “Ik ben gevallen”, vertelt ze. Pas over een tijdje zal ik zeker weten of dat zo is. Ze onthoudt niet wat ze al verteld heeft, dus pas als ze haar verhaal een aantal keer herhaald heeft, weet ik dat het klopt.

Toch nog maar even de ultieme check doen. Nieuw onderwerp: “je belde een paar dagen geleden dat je je portemonnee kwijt was. Zit ie nu in je tas?” Ze gaat even kijken en komt opgetogen terug. “Ja hoor, hij is er.” Ik vermoedde het al, maar ben toch gerustgesteld: in elk geval is er geen onverlaat die z’n vuist op haar oog heeft gezet om haar haar paar euro afhandig te maken.

We babbelen nog even over de naderende kerst (“o kind, daar wist ik niks van, goed dat je het vertelt”) en dan hang ik op. Vlug bel ik Heleen die hoorbaar zucht van opluchting. Zo balanceren we voortdurend op de rand van wat voor onze gemoedsrust haalbaar is, om mijn moeder de vrijheid te kunnen geven die ze fijn vindt. Wetend dat ze soms verdwaalt, een keer smerig gevallen is en natuurlijk een kwetsbare prooi is voor lelijke lieden. We houden het nog maar weer een tijdje vol.

dinsdag 1 december 2009

De datumklok

Na een paar dagen vakantie - helemaal als ik dan geen kranten koop - raak ik de draad van de week een beetje kwijt. Het is het toppunt van vakantiegevoel, niet meer weten welke dag het is. Al weet ik natuurlijk nog wel ongeveer waar we in het jaar zitten. Juli meestal.

Anders wordt dat als je hoofd het niet meer goed doet. Keer op keer hangt mijn moeder dan ook aan de telefoon: welke dag is het vandaag? Waarop ze weer naar de kalender stiefelt om te kijken wat er dan allemaal moet, vandaag, morgen, overmorgen of gisteren. Want tegen de tijd dat ze bij de kalender is, is de datum alweer verdwenen uit haar hoofd. Dus belt ze nog even om te checken.

Speurend op de site van Alzheimer Nederland kom ik op het idee van een datumklok. Het is nog niet eenvoudig om hem te vinden, maar uiteindelijk ontdek ik tot mijn vreugde dat de plaatselijke thuiszorgwinkel er twee in het assortiment heeft. Ik bestel er direct een en doe hem mijn moeder cadeau. Goedkoop is ie niet, maar de kosten zijn er al snel uit door de besparing op de telefoontjes. Maar dat is niet de reden dat ik er zo blij mee ben. Na een lange training, bij elk telefoontje weer zeggen: "kijk eens op de kast, daar staat de datum", "ja, maar klopt die dan", "ja hoor die klopt", heeft het mijn moeder een klein stukje onafhankelijkheid teruggegeven. Ze heeft nu geen mens nodig om haar te vertellen dat het december is. Al werkt het natuurlijk alleen als de klok in de buurt is. Een beetje zon op een koude winterdag doet haar geloven dat de tuinstoelen weer naar buiten kunnen.... Zo heeft ze ongeacht de tijd de zomer in haar hoofd.