vrijdag 25 februari 2011

Het Huis belt

Ik ben aan het werk als mijn telefoon gaat. Toch maar even kijken. Het Huis staat er in mijn scherm. Zij van Het Huis zijn ongetwijfeld geïnstrueerd. Ik neem namelijk enigszins verontrust op. Als mijn moeder zelf belt, zie ik Mam, geen Het Huis. De stem aan de andere kant klinkt meteen uitermate opgewekt. “Stoor ik?” “Nee hoor, het kan wel even.” De mensen die ik gadesla gaan rustig door met het vakkundig slopen van een leren bank. Alle onderdelen moeten ze van elkaar scheiden. Intussen loop ik een eindje weg vanwege het geluid.

“Ik krijg net een telefoontje van het ziekenhuis, dat uw moeder dinsdag al terecht kan.” “Dat is snel!” “Ja, inder daad, we moeten even kijken hoe we dat regelen.” “Geen probleem, ik ga mee.” Pas later realiseer ik me dat die dag geen lege is in mijn agenda, maar dat maakt niet uit. De film die ik zou gaan bekijken omdat die daarna niet meer draait, komt vast ooit op dvd uit. We spreken nog even af waar het invulformulier voor het ziekenhuis komt te liggen, zodat ik dat kan vinden wanneer ik mijn moeder bezoek.

Gelukkig is deze afspraak ontstaan na overleg met de huisarts, dus ik weet er al van. Beiden maken we ons al een tijdje zorgen over mijn moeder en hij wilde eens even overleggen. Hij belde me op en we spraken af dat ik mijn moeder mee zou nemen naar de geriater. Dat woord doet me altijd erg aan psychiater denken en roept daarmee een verkeerd beeld op, weet ik nu. Want dat mijn moeder dementie heeft, hoef ik niet meer te horen. Er zijn wat lichamelijke klachten die eens bekeken moeten worden. Overigens vinden alleen de huisarts en ik dat. Mijn moeder, die ik op de hoogte stelde van dit gesprek, vond het allemaal niet nodig. “Ja, dat klopt, daar had ik last van, maar het is helemaal weg. Ik heb me vandaag geen moment duizelig gevoeld.” “Dat is fijn, joh! Ach weet je wat, we laten er voor de zekerheid even naar kijken en als de arts ook zegt dat het helemaal goed is, is dat toch fijn om te horen. Dan weten we zeker dat je helemaal in orde bent!”

Maar waarom nu die geriater? Die doet het allemaal net even anders dan een andere arts. Ze zorgt ervoor dat zoveel mogelijk onderzoeken op dezelfde dag kunnen plaatsvinden en informeert bovendien van tevoren zo uitgebreid mogelijk over de dingen die die dag staan te gebeuren, zodat ik niet voor een verrassing kom te staan en mijn moeder alvast voor kan bereiden. Dat is althans het plan. Dinsdag maar eens zien of het werkt.

maandag 21 februari 2011

Naar Heleen

“Heleen is jarig geweest”, leg ik aan mijn moeder uit. “Dus daarom gaan we op de koffie? Gezellig! Maar ik heb geen cadeau.” Dat heb ik al gehaald, want eerst naar de winkel en dan nog naar Heleen lijkt mij een slopende onderneming. Niet voor mij, maar wel voor mijn moeder, voor wie regelmaat en overzicht nog belangrijker geworden is dan het ooit was. Als we bij de auto zijn, laat ik de grote bos bloemen zien die ik gekocht heb. Mijn moeders kleuren. Nu maar hopen dat Heleen daar ook van houdt.

Op weg naar het huis van Heleen twijfel ik even over de route. Rechtdoor is sneller, maar ook iets langer. Maar belangrijker nog: het is de route die mijn moeder nooit reed en dus sla ik rechtsaf, het drukke verkeer in. “Wat een auto’s hier”, merkt mijn moeder op. “Ja, dat klopt, die stonden hier nooit. Hier was een groenstrook”. Voor we de nieuwe parkeerplaats voorbij zijn, herhalen we dit kleine gesprekje nog drie keer. Aan het eind van de weg sla ik linksaf. “Komt het je hier bekend voor?”, vraag ik. Ik vrees dat ze door alle indrukken geen idee heeft wat we ook alweer gaan doen en dus waar we zijn, maar ik zit er, gelukkig, ook weleens naast. “Dit is in de buurt van mijn oude huis”, zegt ze beslist. Ze wijst: daar moet je linksaf. Ik sta perplex. “Klopt, en dan straks weer.” Als ik de auto parkeer vertel ik dat ik hem altijd daar neerzette als ik op bezoek kwam. Het is een onnodige mededeling, want ze ziet meteen haar eigen huis. “Ze hebben het helemaal geverfd. Zo is het ook best mooi. En de tuin is helemaal veranderd.” Ik leg uit dat dat vanwege de rolstoel van de huidige bewoner is.

“Zeg, wie was er nu ook alweer jarig? Heleen of haar man?” “Heleen, mam.” “Dan weet ik wie ik moet feliciteren.” Bij binnenkomst zoent ze Heleen hartelijk op haar wang en feliciteert haar. Ook Heleens man Sander begroet ze als een oude vriend en ze volgt hem naar de zithoek. Ze krijgt een stoel met uitzicht op haar huis. Behalve in haar eigen flat heb ik haar in geen jaren zo rustig zien zitten. Al snel is ze uitgebreid in gesprek met Sander. Ik schuif op de andere stoel en volg hun gesprek. Wanneer Heleen taart en koffie serveert, wordt het even stil. We eten en nippen koffie. Daarna vertelt Heleen over de nieuwe buren in mijn moeders oude huis. Mijn moeder heeft ze nooit ontmoet, alleen ik heb ze één keer gezien. Maar Heleen ziet ze natuurlijk vaker, al blijkt dat nog mee te vallen. Wel is er van alles te vertellen over alle andere buren. Vrijwel iedereen in het buurtje woont er nog. Een overbuurvrouw heeft een nieuwe liefde, het stel op de hoek wil het huis graag verkopen maar de crisis ligt dwars. En ook een ander wil zijn huis graag verkopen, maar blijft voorlopig maar wachten op betere tijden.

We praten over familiegeschiedenissen, de kleinkinderen van Sander en Heleen en alles wat maar voorbijkomt. En intussen verbaas ik me over mijn moeder. Ze zit rechtop, energiek, en praat overal over mee. Alleen moeten we ervoor waken dat het gesprek niet te snel gaat, verder is het even mijn moeder van vroeger.

Maar ineens is het op. Ik probeer de tijd nog een beetje te rekken, maar uiteindelijk is ze vriendelijk maar beslist: het is tijd om te gaan. Buiten kijkt ze nog naar haar oude huis. “Ze hebben het helemaal geverfd. Ik vind het niet mooi!” Het is waar: dit is echt weer even moeder-van-vroeger. Het houtwerk was voorheen een prachtige, bijzondere, blauwe tint, door mijn moeder zorgvuldig uitgekozen. De standaardkleuren die er nu opzitten, zou ze zelf nooit bedacht hebben.

Dit is niet het laatste bezoek aan Heleen, dat weet ik alvast. Ik krijg er even een stukje van mijn moeder terug. En dat smaakt naar meer, naar veel meer.

Hersengymnastiek

Als ze de deur opendoet, staat ze al helemaal klaar: tas, sleutels, haar in een nette knot. “Oef, net op tijd”, schiet door me heen. Want of ik haar in de drukte van vandaag had kunnen vinden, betwijfel ik. Haarzelf is de drukte in het huis volkomen ontgaan. Ze heeft lekker liggen slapen.

Desondanks lijkt ze buiten niet fit. We moeten een eindje lopen naar de auto en dat valt haar zwaar. Twee straten verder verklaart ze nu al doodmoe te zijn. Geen wonder, van haar gezonde levensstijl is niet veel meer over. Elke dag verse groenten, beetgaar of als salade, een dagelijkse fietstocht van tenminste 10 kilometer, naast werken in de tuin e een incidentele wandeling met een vand e kleinkinderen. Elke dag versgeprest sinaasappelsap en ’s avonds voor de tv nog een een appel. De enige zonde was een koekje bij de koffie. Eén ’s morgens en één ‘s middags.

Tegenwoordig verdwijnen er diverse pakken koekjes per week, heeft ze af en toe een opleving warbij ze sinaasappels perst of een appel eet, komen de maaltijden uit de instellingskeuken, met zachte worteltjes en vis die op je tong smelt. De foetstocht is vervangen door een rondje wandelen over het parkeerplein voor het huis. Het huishouden behelst niet meer dan het omspoelen van een paar kopjes.

Na een avond levendige uitleg door prof.dr. Erik Scherder snap ik waarom mijn moeder zo moe bij de auto aankomt. Mijn moeders hoofd kan ons wandelingetje naar de auto én het uiteindelijke doel ervan – koffiedrinken bij Heleen – niet verwerken. Niet dat Scherder daar harde uitspraken over deed. Dat zal een wetenschapper wel uit zijn hoofd laten. Zolang er geen hard bewijs is, komt er nog geen statement.

Wel is duidelijk dat de gezonde levensstijl van mijn moeder, veel beweging, gezonde voeding én het dagelijks spellen van drie kranten en diverse journaals, haar niet behoed heeft voor dementie. En die kans was toch wel aanwezig. Wel hoorde ik al jaren geleden van een CIZ-medewerkster dat het goed voor mijn moeder was om onder de mensen te komen. “Dat houdt de hersenen actief”, was haar verklaring. En dat klopt, vertelt ook Scherder. In elk geval bij gezonde ouderen. Praten, jezelf (laten) uitdagen met liefst moeilijke vragen, houden je hersenen in model. En weer is dat bij dementie nog niet bewezen, maar kwaad lijkt het me niet te kunnen.

Behalve al die rechtstreekse hersengymnastiek blijkt lichamelijke inspanning daar ook goed voor te zijn. In de beleving van mijn moeder hebben we die in elk geval al geleverd: we zijn naar de auto gelopen!