woensdag 28 juli 2010

Het mooiste cadeau

Zelden nog belt ze uit zichzelf, maar nu staat er echt MAM in het venster van mijn telefoon. Ik neem op, verwacht verwarring of een moeilijke vraag. “Morgen heb je het vast druk, dus ik bel nu alvast. Van harte gefeliciteerd!” Een half uur later belt ze weer. “Ik was abuis, geloof ik he? Een dag te vroeg.” “Nee hoor, je belde alvast voor morgen, zei je.” En zo herhaalt zich dat nog een paar keer.

De volgende ochtend echter gaat de telefoon voor dag en dauw. “Van harte gefeliciteerd!” “Zo, jij bent er vroeg bij.” “Ja, ik dacht: straks ben je vast op pad, dus ik bel maar vroeg.” Dat ik nu eigenlijk nog had willen slapen, vertel ik maar even niet. Het is ook niet nodig. Het mooiste cadeau heeft nooit een ‘maar’. En dit is, al sinds een paar jaar, het allermooiste cadeau dat ik kan krijgen, dat mijn moeder op deze dag weet dat ik jarig ben.

dinsdag 20 juli 2010

Er is er één jarig

Afgelopen jaren was ik op deze dag vaak in het buitenland, maar nu ik gewoon nog aan het werk ben, besluit ik met een taartje naar mijn moeder te rijden. “Lekker, taart!”, reageert ze blij. “Kijk maar op de klok, dan snap je waarom”, antwoord ik. Twintig juli. Er verschijnt een frons op haar gezicht. “Ben jij jarig?”, vraagt ze met enige aarzeling. “Ik niet, Betty.” “Ja, dat is waar. Hoe oud zou ze nu geworden zijn?” “Achtenveertig.” Een week na haar negenendertigste verjaardag werd mijn zusje ziek, een paar weken later overleed ze.

Mijn moeder pakt de bordjes, ik snijd de taart aan. “Zullen we ieder een halve nemen”, stelt ze voor. Een kwart lijkt mij al ruim genoeg. Uiteindelijk vinden we ieder een zesde deel al voldoende. De rest blijft in de doos.

Met koffie en taart zitten we even later tegenover elkaar. “Lekker he?” “Nou!” “Proost dan maar! Op Betty!”, zeg ik. We heffen onze bordjes op. “Ja”, zegt mijn moeder, “lang zal ze leven!” “Nou ja, dat nou net niet!” "Nee, he?" Proestend beginnen we aan de aardbeienvlaai.

woensdag 14 juli 2010

De barbecue

Sinds mijn moeder in het verzorgingshuis woont, heeft ze een helder dagritme met vaste koffie- en etenstijden. Ik zou er van gruwen, maar mijn moeder vaart er wel bij. Sterker nog: die had ze vroeger ook altijd al. Mijn moeder houdt van de klok, ze heeft er dan ook minstens drie in haar kamer staan, plus een wekker en natuurlijk een horloge.

Dat nieuwe ritme is er dan ook al snel ingesleten. Wanneer ik haar eens aan de telefoon heb, wordt er aan haar deur gebeld. “Gaat u mee naar beneden, koffie drinken?”, vraagt een vriendelijke stem. “Dat vragen ze anders nooit hoor”, verklapt mijn moeder mij. Dat verbaast me niets. Uit de verhalen weet ik dat mijn moeder al voor koffietijd keurig zit te wachten bij de koffiekamer. Want aan te laat komen heeft ze een hekel. De vriendelijke stem staat dus dagelijks voor niets aan de deur.

Omdat ik weet dat ze al vroeg op pad gaat, bel ik haar net na het ontbijt. Net na háár ontbijt, het mijne is vandaag wat later. Vrolijk neemt ze op. “Warm is het he?”, zegt ze. “Ja, hier ook. Is het een beetje uit te houden daar?”, vraag ik. “Gelukkig heb ik de zon pas laat”, weet ze. “Maar als het me te erg word, ga ik even op de gang lopen. Die is koeler, daar zitten bijna geen ramen in.” Zo babbelen we verder, over alledaagse dingen. Dit keer heb ik ook een gerichte vraag. “Ik heb post gekregen, of je mee wil doen aan een landendag en aan een barbecue.” “O, wat raar dat ze dat naar jou sturen. Ik heb niets gehad!” “Dat is omdat ik het moet betalen”, reageer ik snel. “Dus wil ik even weten of je wil gaan.” “Wat is het dan? Wat doen ze daar?” De vorige landendagen zijn alweer weggezakt. In plaats van zomaar wat muziek, wordt er een hele dag rondom een thema verzorgd. Met dans, muziek, een modeshow en eten uit het land waar het om gaat. Een uitje in eigen huis voor de bewoners. Voorgaande keren heeft mijn moeder ervan genoten, dus neem ik aan dat ze dit keer ook zal willen. “De rest van de groep gaat ook, weet ik van de vorige keer.” “O. En wanneer is dat dan?” Na wat geharrewar over data roer ik toch ook de barbecue maar aan. De laatste barbecue met haar die ik me herinner is alweer jaren geleden. De verjaardag van haar man, bowlen met barbecue toe. Als een ware wachter stond ik naast haar bij de doe-het-zelf-grillplaat, want haar gevoel voor tijd was ze toen al kwijt. Uit angst voor aangebrand vlees gaf ze het niet eens de kans om warm te worden.

Maar bij deze barbecue hoeft ze zelf niet aan de slag. Hier staan koks achter het rooster en is het haar taak om de hapjes samen met alle andere bewoners gezellig weg te werken. “De barbecue is eind augustus.” Maar haar aandacht is allang verslapt. “Hoe is het met de mannen?” vraagt ze me. “Goed hoor, ook warm natuurlijk.” “Ja, het is erg warm he. Hier ook. Bij jou ook?” Ze voelt zich weer op vertrouwd terrein en babbelt vrolijk verder. Over die barbecue heb ik het maar niet meer. Ik meld haar wel aan, als de rest van haar groep ook gaat tenminste.

dinsdag 6 juli 2010

Op tafel ligt steevast een stapeltje

Op tafel ligt steevast een stapeltje. De krant ligt bovenop, in de stapel eronder ligt ergens de televisiegids, een boek met mandala’s, het activiteitenblaadje van het huis, een paar nummers van Volzin en soms ook een leesboek. Het is het stapeltje dat vroeger, toen leven nog een drukke activiteit was, op het kleine tafeltje onder de leeslamp lag, naast mijn moeders vaste plaats op de bank. Dezelfde bank waar ze nu nog op zit.

Wanneer ik op bezoek kom, blader ik soms door de stapel, plus door de stapels die op de eettafel verzameld zijn. Wanneer je geen idee meer hebt van dagen, maanden en jaartallen, gooi je geen oud-papier weg. Want hoe kun je weten of het oud is? Mijn moeder vertelde tot mijn verbazing altijd dat ze niet zo netjes was, slordig vond ze zichzelf. Ik kende ons huis vroeger en haar huis in later jaren alleen als een toonbeeld van nette gezelligheid. Bloemetjes op tafel, waxinelichtjes in lieve glaasjes en natuurlijk een stapel actueel leesvoer. Eén stapel, meer niet.

Stiekem lijkt haar ware aard zich nu meer te vertonen in alle stapels die ze heeft. En hoewel ik die eigenschap zonder verhullende factor geërfd heb, ruim ik bij haar die stapels op. Het leidt ook tot vragen en voorzichtig stel ik die. Dat ze de krant leest, weet ik zeker. Ook mijn opa, toen al wonend in het verpleeghuis, las nog dagelijks de krant. Maar al die tijdschriften en vooral die leesboeken? Wat doet ze daar mee? “Lees je nog veel?”, vraag ik daarom. “Ja hoor”, antwoordt ze. “Maar is het dan niet lastig om de draad vast te houden?” “Ja, dat natuurlijk wel. Vraag me ook niet wat ik gelezen heb, dat kan ik je niet meer vertellen. Maar het plezier van het lezen blijft hetzelfde, ook als je het verhaal niet kunt onthouden.” Ze pakt een boekje uit de stapel, van Yvonne Kronenberg, waar ze altijd hartelijk om moest lachen. Deze ken ik nog niet. “Hier, dit is een leuk boek. Wil je het lenen?”
Terwijl ik het in mijn tas laat glijden, knijpt mijn keel zich even dicht. Dat mijn belezen moeder mij nog eens een boek aan zou prijzen, dat had ik nooit meer verwacht.