zondag 30 mei 2010

Moederdag

Het is moederdag. Niet dat dat hier in huis tot grote feesten leidt en ook vroeger was het geen reden om de trein te pakken voor een dagje pa en ma. Maar om het nu helemaal ongemerkt voorbij te laten gaan stuit me inmiddels toch tegen de borst en dus kondig ik aan dat we pannenkoeken gaan eten met oma. Okee, prima, doen we. Vlak voor vertrek bel ik uit voorzorg toch maar naar het pannenkoekenrestaurant. Want al is het dan moederdag, ik verdenk al die gezinnen ervan dat ze voor de gezelligheid achter die wagenwielen neerstrijken, met als bonus voor moeder dat ze niet hoeft te koken en af te ruimen cq –wassen.

En ik heb gelijk, zegt mijn gevoel. Het pannenkoekenhuis tuuttuuttuut veelvuldig en nogal snel, elke keer als ik bel. Okee, ander pannenkoekenhuis. Weet ik het te vinden, is de eerste vraag die ik mezelf stel. En dan weer mijn belrondje. Weer tuut tuut tuut, een stuk langzamer nu, maar tijd om op te nemen blijkt er niet te zijn. Of de tent is inmiddels als gevolg van de crisis gesloten, dat sluit ik niet uit. Tijd voor een heel snel plan b, maar dat tover ik gezwind uit mijn hoed. “Zoon, blijf maar thuis, ik haal oma op en haal chinees. Vindt ze ook heerlijk.”
Zoon verdwijnt weer naar boven, ik klim in de telefoon om mijn komst in het verzorgingshuis aan te kondigen en spring in de auto. Wanneer ik aankom, stapt net mijn moeder de hoek om. “Ha, ben je daar?” Ze staat al helemaal klaar. Ik vertel haar van het plan. “Gezellig en lekker. Ik houd wel van chinees.”

Net als al die andere moeders die geen al te kleine kinderen meer hebben, blijkt als ik bij ‘onze’ chinees binnenstap. Ze maken beslist in één avond een jaaromzet. “Hoe lang gaat het duren?”, vraag ik als ik bestel. “Twintig minuten”, antwoordt het meisje achter de balie resoluut. “Dan ben ik over twintig minuten terug.”
Ik verdwijn naar de auto, waar mijn moeder keurig zit te wachten. Het geeft ons heerlijke praattijd en een kleine twintig minuten later keer ik terug in de zaak. Mijn menu staat nog niet klaar en ik zie ook niet direct heel andere gezichten dan daarnet. Ik besluit nog maar even rustig te wachten. Af en toe kijk ik bezorgd buiten om te zien of mijn moeder niet is gaan dwalen, maar nee, die blijft rustig zitten. Het nummersysteem is mijn volkomen onduidelijk, dus weggaan durf ik niet. Uiteindelijk krijg ik een tasje eten, na 55 minuten wachten. Blij keer ik terug bij de auto, alvast roepend dat het zo vreselijk druk was.

“O kind, wat ben ik blij dat je er bent!”, roept mijn moeder uit terwijl haar blik benauwder is dan ik ooit gezien heb. “Was je me kwijt?” “Nee, maar ik moet zo vreselijk naar de wc”, brengt ze nog net uit. “Gauw naar huis.” Gelukkig is het niet ver, maar wel bedekt met verkeersdrempels, de route naar mijn huis. Ze vertelt dat ze nog even geprobeerd had om ergens een wc te vinden, maar ze was bang dat ik haar kwijt zou zijn. Ik beaam het en ben zielsblij dat ze dat niet gedaan heeft. Niet alleen zou ik haar kwijt zijn, maar zij mij ook en hoe konden we elkaar dan weer vinden? Dat ik bij de Chinees was, was ze inmiddels alweer vergeten.

Thuisgekomen open ik de huisdeur en toiletdeur en haal dan het eten uit de auto. Helemaal opgelucht verschijnt mijn moeder aan tafel. Het benauwde avontuur verdwijnt als de borden staan en de geuren opstijgen. Vanaf dat moment genieten we vooral van een gezellige moederdagmaaltijd.

maandag 17 mei 2010

Dankzij de belastingdienst

“Belt je moeder nog weleens?”, vraagt mijn buurvrouw als we het over ouders hebben. Eigenlijk nooit meer, realiseer ik me. In de afgelopen jaren is het belcontact van haar kant afgenomen van meerdere keren per dag naar nul. Heel, heel soms belt ze nog. Haar telefoonrekening is dan ook niet hoog.

Ik heb het nog niet uitgesproken of daar gaat de telefoon. ‘Mam’ staat er in het venster op mijn telefoon. “Ik heb hier een brief van de belastingdienst, wacht, ik lees hem even voor.....”, begint ze. “En als je meer wilt weten kun je ze ook bellen. Wil je het nummer?” Nee, dat hoeft niet, dat kan ik wel vinden als ik het nodig heb.

De volgende dag belt ze weer. “Zeg, ik heb een brief van de belastingdienst gekregen, maar die moet maar naar jou he?”. Ja, die neem ik volgende keer wel mee. Leg hem maar in de la. We praten verder over het weer en het opkomende groen en hangen weer op.

Twee dagen later gaat de telefoon weer: “Ik heb hier een envelop van de belastingdienst, maar er zit niks in.” “Geeft niet hoor, dat ligt in de la. Dat vind ik wel als ik langskom. Zo groot woon je gelukkig niet.” “Hahaha, nee, dat is waar. Ik woon hier wel lekker hoor. En ze zorgen zo goed voor me, maak je over mij maar geen zorgen. Ik hoef niet te koken en ik was pas ziek en toen kwamen ze af en toe eens kijken hoe het ging.”

Zojuist luisterde ik de voicemail af. U heeft één bericht. “Hoi, met mij. Ik heb helemaal geen bericht, hahaha. Ik dacht gewoon: kom, ik bel m’n dochter eens even. Even horen hoe het met je gaat, maar je bent er niet. Nou ja, bellen we een andere keer. Daahaag!”

Door die ene blauwe envelop zit ik ineens weer in haar systeem. Jammer dat ik er niet was!

zondag 9 mei 2010

De eerste moederdag

Toen ik klein was kleiden we er lustig op los in de weken voor moederdag, mijn zusje en ik. Of we plakten een vrolijk cadeau in elkaar. En op zondagochtend verrasten we mijn moeder in bed met al onze brouwsels. Later namen we zelf geen genoegen meer met onze knutsels en moesten het echte cadeaus worden, vonden wij, dus togen we met papa naar het centrum van ons stadje en sleepten we hem heen en weer tussen de paar dingen die we van ons niet versnoepte spaargeld konden kopen, tot hij er wanhopig van werd en er dringend een keuze gemaakt moest worden. En zo belandde er een knalgroene, gebloemde kop en schotel tussen het keurige roomgele servies van mijn moeder. “Je mag het ruilen hoor mam”, meldden wij nog. “Nee, tuurlijk niet!”, was haar antwoord. Die dag werd het gebruikt, daarna heeft het alleen nog als kastvulling gediend.

En toen kwam de eerste moederdag met nog maar één kind. Al meer dan een half jaar eerder was haar oudste dochter begraven, maar het graf had ze na die dag niet meer durven bezoeken. Mijn vader had foto’s gemaakt toen de steen erop stond, maar zelf had ze die nog nooit gezien of aangeraakt. Moederdag zonder je kind, het hoort niet, het is niet af. Het kind kon niet meer naar haar moeder en dus belde ik mijn moeder, onze moeder, op. “Ik neem je mee naar het graf. Is dat goed? Wij alleen, met z’n tweeën.” Ze had zich helemaal voorbereid, een paar sterke planten uitgezocht, schep en water klaargezet en samen gingen we op pad, in de auto. We maakten een tuintje rond de kale steen, trokken wat onkruid uit en harkten de grond aan.

Later hebben we dit ritueel nog een aantal keer herhaald, maar niet persé meer op moederdag. Aansluitend gingen we dan wat drinken in de friettent in de buurt en één keer trakteerden we onszelf op een uitgebreide lunch in een wegrestaurant. Na die keer zijn is ze er nooit meer geweest. De reis is lang en vermoeiend, ook al hoeft ze alleen maar te zitten.

Die eerste moederdag samen is vandaag acht jaar geleden. Inmiddels weet mijn moeder niet meer dat het moederdag is. Maar ik wel, dus straks gaan we het samen vieren, uitgebreid met zoon. Laten we er af en toe bij stilstaan dat het goed is dat wij er nog zijn.

maandag 3 mei 2010

Wat zal mijn moeder slapen vannacht!

Wat zal mijn moeder slapen vannacht! Ineens besluit ik vanavond bij haar op bezoek te gaan. Pas na het journaal kom ik aan. Eerst maar even wat plantjes gepot en daarna gezellig bijpraten. Nou ja, gezellig, in zo’n bui ben ik niet echt, dus ik vertel over de strubbelingen van E. en mij. Ik probeer kleine stapjes te zetten en zo min mogelijk zijwegen in te slaan.

Ongelofelijk maar waar, ze kan het helemaal volgen. “Maar als je er nu met zijn tweeën in vastloopt, is het dan geen idee om de hulp van een derde in te roepen.” “Ja, dat heb ik ook wel bedacht, dat ik dat had moeten doen, maar toen was het al te laat.” “In elk geval is het goed om het goed uit te praten, daar leer je van, allebei. Het is pijnlijk, maar je groeit ervan.” Ik besluit de wijze lessen in mijn oren te knopen. Zelf is zij vooral blij dat haar dochter haar hart bij haar uitstort, zoals vroeger vaak genoeg gebeurde met de pot thee binnen handbereik. Het grootste verschil is wel dat ze nu vervolgens vraagt: “Zeg, hoe is het eigenlijk met E.? Is het nog aan?”. Ik blijf kalm, mijn hersens zijn van elastiek, en leg gewoon nog weer even uit waar we nu staan tegenover elkaar.

Ik grabbel nog een tissue uit mijn tas en in mijn snotterige gemompel probeert mijn moeder nog wat informatie te ontdekken. “Huil maar eens even lekker uit.” Dat is eigenlijk het laatste dat ik wil. Dat doe ik wel in minder kostbare tijd. Liever praat ik nog wat met haar, want haar bedtijd nadert ineens ernstig snel. De verpleegkundige komt medicijnen brengen en kondigt de laatste ronde aan. Na haar vertrek praten we gewoon weer verder, al begin ik natuurlijk weer bijna bij het begin.

“Maar waar erger je je echt aan?”, vraagt mijn moeder. “Nou ja, hij is een ondernemende man. In praktische zin dan, wat heel leuk is. Altijd in voor iets leuks en bedenkt zelf ook van alles. Maar wat ik echt mis is dat hij niet ondernemend is binnen de relatie. Terwijl hij wist hoe moeilijk ik het had, wilde hij leuke dingen gaan doen. Maar ik wilde vooral niets, even helemaal niets. Ik wil een man die dan eens even naast me komt zitten, die vraagt hoe het met me gaat.” “Maar kind, dan wil je iemand met intuïtie. En intuïtie, dat hebben mannen niet.”

Wat is nou eigenlijk dement, vraag ik me af? Okee, ze onthoudt niet wat er gezegd is en ze staat te tollen op haar benen na zo'n inspannend gesprek. Maar met een twinkeling in haar ogen, want ze mag het dan niet kunnen onthouden, maar ze is niet gek! Ze is wel flink moe inmiddels. Als ik naar mijn auto loop, zie ik de gordijnen al dichtschuiven.