woensdag 9 september 2009

Dat zegt wat!

Bij ‘dement’ denk je al gauw aan iemand die helemaal van de wereld is, niet meer weet wie en waar hij is. Die staat kan ooit komen, het hoeft niet altijd. In elk geval is het een lange weg daar naar toe. Wij bewandelen die weg, mijn moeder en ik. In de praktijk betekent dat dat ik de randvoorwaarden creëer, waardoor zij nog zo goed en zelfstandig mogelijk kan leven. Zo heeft ze inmiddels een grote datumklok, waar ze al helemaal aan gewend is. Geen telefoontjes meer met de vraag welke dag het toch is vandaag, en dat zo’n twintig keer per dag. Eén blik op de klok en ze heeft het zelf ontdekt. Haar nieuwe tv is uitgezocht op de afstandbediening: die moest hetzelfde zijn als de oude. Ze woont in een gezellig flatje in een huis met meerzorg, zorg voor dementerenden in een omfloerste term. Ze heeft er kennissen en vriendinnen, met wie ze koffie drinkt en tv kijkt. En natuurlijk kom ik graag op bezoek. Dan praten we de zaken van het leven weer eens door. Niet meer de politiek en de actualiteit, zoals we vroeger deden, maar de dingen waar zij zoal mee bezig is en vooral de dingen uit mijn leven. Want die van haar weet ze meestal eventjes niet precies meer.
Als je ons zo hoort praten, valt er weinig op. Hooguit dat ze vier keer vraagt of ik nog op vakantie ga, hoe het trouwens met me gaat en of m’n verkering nog aan is. Steeds vaker concludeert ze, als het haar een gepast moment lijkt: “Nou, dat zegt wat!”. Jahaa, beaam ik in een milde bui. Maar soms kan ik het niet laten en vraag ik toch even: Wàt zegt het dan? “Nou ja, ik weet niet precies wat, maar het zegt vast iets,” waarop ze zelf het hardst moet lachen.

Ik kan niet slapen

Het is al bijna elf uur als de telefoon gaat. Dat is een late beller! Gauw neem ik op voordat zoon wakker wordt van het gerinkel. Overigens is dat gerinkel tegenwoordig een vrolijk, indringend muziekje. “Mam” lees ik in het venster, dus neem ik vrolijk op. Ik heb me er inmiddels in getraind om dat elke keer te doen, ook al belt ze zeven keer na elkaar. Mijn moeder heeft geen pesterige aard, haar bellen heeft altijd een reden.
Op dit uur van de dag moet het wel een dringende reden zijn, want ze gaat meestal al voor tien uur naar bed. Het is ook dringend, voor haar tenminste. “Ik kan niet slapen.” Ze klinkt gejaagd, niet echt verward dit keer, maar wel wat hulpeloos. “En ik kan het nummer van beneden niet vinden, dus bel ik jou maar.” Het nummer van beneden? Ik pieker over wat dat dan kan zijn, maar ze is alweer verder met haar verhaal. “Ik ben alsmaar bang dat er vannacht iemand in mijn kamer komt, dus nu durf ik niet te gaan slapen.”
“Hoe kom je aan die gedachte?”, vraag ik. “Dat weet ik nou juist niet.” Even lijkt ze geïrriteerd, maar ze draait meteen weer bij.
“Ik denk dat ik het wel weet,” begin ik mijn uitleg. “Er is ook wat gebeurd, maar dat is inmiddels een jaar geleden”, lieg ik er een paar maanden bij. “En dat heeft veel indruk gemaakt, dus dat is blijven hangen. Maar het huis heeft het goed opgevangen en is nu extra beveiligd met speciale sloten en overal camera’s.” Ik waak er dan tegenwoordig ook wel voor om op de gang in mijn neus te peuteren of uitgebreid te zwieren, want ik voel me overal bespied. “En heb je je eigen deur op slot?” “Ja, altijd.” “Nou, dan is het helemaal prima en kan er niets gebeuren. En als je toch iets hoort is het een nieuwe bewoonster die op de gang de wc zoekt. Dat deed je zelf in het begin ook.” We herhalen het hele gesprek nog drie keer en dan zegt ze dat ze gaat slapen.
Ik kruip weer achter de computer om foto's te ordenen. Een uur later ben ik wel benieuwd of ze nu slaapt. Maar ja, als ik bel is ze natuurlijk meteen weer wakker. Ik moet er maar op vertrouwen dat het goed is. Alleen dat nummer laat me maar niet los. Wat zou ze toch bedoelen? Heb ik dat ergens? En net als ik mijn adresboek wil grijpen, zie ik het voor me. 'Beneden' heeft helemaal geen nummer, voor 'beneden' druk je gewoon op een grote, rode knop.