zondag 28 november 2010

De eerste keer

Zondagochtend. Redelijk op tijd word ik wakker, dus heb ik alle tijd om naar een koffieconcert te gaan. Een vriend speelt in het orkest, maar vanwege alle drukte van de voorbije dagen heb ik vooral niet toegezegd te komen. Maar nu ik toch al wakker ben, kan ik net zo goed in actie komen.
Ik vind een plekje op de achterste rij, bij de verwarming. Welkom op deze koude dag. Het orkest zit al klaar. De vriend kijkt wat moe rond. De vorige avond is het laat geworden. Maar ineens begint zijn gezicht te stralen. Tussen alle hoofden ziet hij ineens een bekende, dat van mij.

Voordeel van een koffieconcert is dat het vroeg afgelopen is en dat geeft me een lange middag om nog wat te ondernemen. Met mijn buurvrouw rijd ik daarom naar het huis waar mijn moeder woont. Die zit echter niet in haar kamer zoals normaal op dit uur, maar beneden in de grote zaal, waar een verhalenvertelster de mensen in haar ban houdt. We willen niet storen en wachten in de hal, terwijl we nieuwsgierig de zaal in turen. Na een tijdje schuift een moeder met een zoon bij ons aan op het bankje. Ook zij wachten op moeder en oma. Ineens staat mijn moeder op en loopt de zaal uit. Hoestend komt ze de hal in. Ze groet iedereen vriendelijk en gaat op een stoel zitten. Een man reikt een glas water aan en ze kijkt mij aan. “Weet je wie ik ben?”, vraag ik. “Nee”, zegt mijn moeder. “Ik heb geen idee.” “Dan wordt het tijd voor een nieuwe bril”, kaats ik terug, maar ik sta meteen even op om dichterbij te komen. En dan ziet ze het ineens. Ze is helemaal verrast. Het duurt even voordat blijft hangen dat degene die ik meegenomen heb mijn buurvrouw is, maar dat ik ik ben, is nu wel duidelijk. Later realiseer ik me dat we nu dus de eerste keer hebben gehad. De eerste keer waarvan ik al die jaren al weet dat die ooit zal komen: het moment waarop ze me vriendelijk groet, als een vreemde. Overigens gaat ze hartelijk met vreemden om, constateer ik tevreden.

zondag 14 november 2010

Anne komt dichterbij

We bellen weer eens. Over een brief dit keer, van de verzekering. Gelukkig heeft mijn moeder eerder al gebeld en haar verhaal op de voicemail achtergelaten. Daardoor weet ik precies wat ze nu van me wil horen. “Het gaat over de inboedelwaardemeter, he?” “Ja, inderdaad. Heb jij die brief ook gehad?” “Nee, en ik snap ook niet waarom, want normaal sturen ze alles wel naar mij.” “Vreemd. Maar het gaat over eh, iets met onderverzekering.” “Nou, daar hoef je niet bang voor te zijn. De premie is nog steeds vastgesteld op toen je in je vorige huis woonde, dus je bent ruim oververzekerd. We passen het binnenkort wel aan.” Gelukkig kan mijn moeder mijn franse slag tegenwoordig verdragen. Uiteindelijk komt het goed, dat weet ze ook.

“Is het huis verkocht dan?”, vraagt ze. “Ja, ruim een jaar geleden.” “Nou, dat is vast een pak van je hart, dat scheelt een boel werk.” “Zeg dat wel, daar ben ik blij mee.” “En dan heeft Anne je daarmee geholpen?” “Lieve mam, je zus Anne is inmiddels ook een oude dame, die doet dat soort dingen ook niet meer.” Ik zeg maar niet dat ze onlangs vertelde dat ze een tijd in een verpleeghuis had gelegen, samen met haar man die herstelde van een dubbele heupoperatie. Dat soort alarmerende berichten zijn niet nodig. “Ach nee, je hebt ook gelijk. Die loopt natuurlijk ook al tegen de tachtig.” Dit keer is het waar, al is alles boven de zeventig bij mijn moeder “tegen de tachtig”. “De zoon van Jaap heeft geholpen.” “Ja, maar ging dan de helft van het huis naar Anne?”, wil ze nog weten. “Nee, naar de kinderen van Jaap”, leg ik nog maar even uit. “Oh. O ja.”

We nemen afscheid en als ik opleg realiseer ik me dat er weer een stap gezet is. Er begint een generatie te verdwijnen. Wanneer ben ik aan de beurt? Ik ben dichtbij genoeg om nog een tijdje in haar hoofd te wonen, maar ik vrees de dag dat ook dat niet meer het geval is. Voor mij, maar vooral voor haar. Want nu ben ik nog haar houvast, maar hoe moet de wereld er wel niet uitzien als dat ook niet meer zo is? Als niets en niemand meer stevigheid geeft aan het bestaan.