dinsdag 22 december 2009

Van het blauwe oog en de verdwenen portemonnee

Heleen belt. Het is maandagmiddag, het land ligt onder een laag sneeuw en ik ben thuis. Gelukkig maar, want Heleen belt nooit op zo’n tijd, tenzij er iets aan de hand is. Meestal overleggen we tijdens een avondlijk telefoongesprek over te ondernemen acties, zoals de aanschaf van nieuwe sokken of ruimere broeken voor mijn moeder. Het leven in het verzorgingshuis is goed, dus ineens blijken de kleren te nauw te zijn.

Nu belt ze over heel andere dingen, dat begrijp ik al als ik haar nummer zie. Toch schrik ik niet echt hard, want ik weet dat ze me veel vroeger gebeld zou hebben als er iets ernstigs was. Ze gaat immers altijd ’s ochtends bij mijn moeder op bezoek.

Toch klinkt ze verontrust. “Je moeder heeft een blauw oog”, steekt ze meteen van wal. Zo, alweer? Wat kan er gebeurd zijn? Dat is Heleen ook een raadsel. Ze heeft navraag gedaan bij de dagopvang en daar wisten ze dat het blauwe oog er vlak voor het weekend ineens was. Wacht even, vlak voor het weekend? Maar toen belde ze mij omdat ze haar portemonnee kwijt was. Ik deed nog luchtig, om er vooral geen drama van te maken. En ik besloot een nieuwe te kopen als ie niet meer boven water kwam. Maar een verdwenen portemonnee, een blauw oog en een ondernemende oudere dame? Dat klinkt eng verdacht. Dus spreken we af dat ik achter de portemonnee aanga. Ik neem me voor het dagverblijf te bellen om te vragen of de beurs nog in haar tas zit. Voorlopig kunnen die niets doen, want het is rusttijd.

Een half uur later bel ik mijn moeder zelf maar even. Ze neemt op, maar klinkt niet erg energiek. “Bel ik je wakker?” “Nee hoor, ik was al op.” “Hoe is het met je?” “Ach, niet zo goed. Ik vind het hier niet leuk. Je bent zoveel alleen.”

Ik herken het probleem van de dementerende. Leuke contacten blijven hangen zolang de ander in beeld is. Zodra die uit het zicht is, is mijn moeder weer alleen met haar gedachten en dus voelt ze zich verlaten. In de winter wat meer dan in de rest van het jaar. Dat vertel ik haar ook. “Je hebt een winterdip, die zie ik elk jaar bij je.” “O ja?”, vraagt ze ineens geïnteresseerd. “Ja, vorig jaar ook, en het jaar daarvoor zeker. Als het weer mooier wordt, word jij ook weer zonniger.” “Nou, je ziet ook niemand nu he, het is koud en glad, dus ik ga niet graag naar buiten.” Ineens begrijpt ze de wereld weer een beetje.

Ik vraag naar haar oog. Even snapt ze niet waar ik het over heb en dan niet hoe ik dat nou toch kan weten. “Van Heleen, die heeft me even gebeld. Wat is er gebeurd?” “Ik ben gevallen”, vertelt ze. Pas over een tijdje zal ik zeker weten of dat zo is. Ze onthoudt niet wat ze al verteld heeft, dus pas als ze haar verhaal een aantal keer herhaald heeft, weet ik dat het klopt.

Toch nog maar even de ultieme check doen. Nieuw onderwerp: “je belde een paar dagen geleden dat je je portemonnee kwijt was. Zit ie nu in je tas?” Ze gaat even kijken en komt opgetogen terug. “Ja hoor, hij is er.” Ik vermoedde het al, maar ben toch gerustgesteld: in elk geval is er geen onverlaat die z’n vuist op haar oog heeft gezet om haar haar paar euro afhandig te maken.

We babbelen nog even over de naderende kerst (“o kind, daar wist ik niks van, goed dat je het vertelt”) en dan hang ik op. Vlug bel ik Heleen die hoorbaar zucht van opluchting. Zo balanceren we voortdurend op de rand van wat voor onze gemoedsrust haalbaar is, om mijn moeder de vrijheid te kunnen geven die ze fijn vindt. Wetend dat ze soms verdwaalt, een keer smerig gevallen is en natuurlijk een kwetsbare prooi is voor lelijke lieden. We houden het nog maar weer een tijdje vol.

2 opmerkingen:

  1. Een heel herkenbaar verhaal over de "niet-pluis" fase. Mijn moeder heeft dit jarenlang gehad. Blauwe plekken, mensen beschuldigen van diefstal. Het is een heel onzekere tijd. Veel sterkte. Mieke

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Mijn moeder zelf is gelukkig niet zo beschuldigend, al heeft ze dat ooit wel gedaan. En toen had ze nog gelijk ook, achter haar rug om spraken mensen over haar en bedisselden ze van alles waar ze haar niet in betrokken. Daar heeft ze, ook nu nog, een hekel aan. En dus overleg ik zoveel mogelijk. Ik hoop dat ze dat vertrouwen houdt.

    BeantwoordenVerwijderen