vrijdag 3 juni 2011

Familiedag

Vandaag is het Familiedag. Dat was tenminste de bedoeling. Een paar weken geleden belde een van de groepsleidsters met de mededeling dat er maar vijf aanmeldingen waren en de dag dus niet doorging. Vijf familieleden van de veertien deelnemers. Voor mij is het onbegrijpelijk. Ik keek er al naar uit dat er weer een familiedag zou komen, maar blijkbaar leeft die behoefte lang niet bij iedereen. Ik stel de leidster voor om die vijf mensen dan gewoon een ochtend mee te laten draaien. Dat vinden de leidsters niet praktisch, maar Heleen en ik zijn van harte welkom om te komen. En dat doen we dus vandaag.

We komen keurig op tijd om 10 uur het lokaal binnen, maar blijken bepaald niet de eersten te zijn. Geen wonder. Op woensdag is er sinds kort een gemeenschappelijk ontbijt voor een klein groepje mensen, waaronder mijn moeder, en die zijn direct na het ontbijt doorgewandeld naar hun eigen lokaal. Uitgepraat zijn ze echter nog niet. Meneer Smit heeft als gewoonlijk het hoogste woord, maar hij wil ons graag even uitleggen hoe dat komt. “Ik ben vertegenwoordiger geweest, altijd maar praten en nu kan ik niet meer ophouden.” Toch is het tussen al zijn grapjes door geen gezwam wat hij uit. Met tranen in zijn ogen vertelt hij hoe zijn oogappel, al ruim 65 jaar de vrouw van zijn dromen, tegenwoordig in een verpleeghuis woont. Hij zit noodgedwongen hier. “We hebben hier samen gewoond, heel lang, maar een tijdje geleden moest ze verhuizen. En nu zit ze daar. Ze moppert nooit hoor, dat is fijn voor mij, want zodra ik maar even kan, ga ik naar haar toe. Maar zo gaat dat dus, na 65 jaar halen ze je uit elkaar.” Heleen probeert zijn gemoed wat op te fleuren, maar ik wil nog even weten of hij niet zou wensen dat er een woonoord was waar ze samen konden wonen: zij met de zorg die ze nodig heeft en hij met de vrijheid die hij aankan. Meneer Smit ziet even niet hoe dat zou moeten. Misschien maar beter, die kans is er niet voor hem.
Het zou al schelen als ze verpleeg- en verzorgingshuis naast elkaar zouden zetten, zodat meneer Smit zelf naar zijn vrouw kan wandelen, wanneer hij daar zin in heeft. Al lost dat niet alles op. “Het is zo leeg naast me”, zegt hij.

Ik word er stil van, maar dat is natuurlijk niet de bedoeling. Want het volgende moment praat hij weer vrolijk door over de goede kanten van het wonen in dit huis. “En vertel eens”, begint hij tegen Heleen en mij. “Jullie zijn nog jong, maar zou je hier wel willen wonen later?”
“Dat is een moeilijke vraag”, begin ik. “Toen ik hier voor het eerst kwam, schrok ik. De kamers waren zo klein. Als ik in het midden stond, kon ik me van de ene muur naar de andere laten wiegen.” Ik zwaai mijn bovenlijf met gestrekte armen heen en weer om te laten zien hoe klein ik het vond. “Maar toen mijn moeder hier voor het eerst kwam, vond ze het geweldig, zo’n knusse, kleine kamer. Overzichtelijk, gezellig. Ik ben te jong om van zoiets te kunnen genieten. Ik heb nog teveel behoefte aan ruimte.” De grijze hoofden om ons heen knikken herkennend. Ja, zo zijn ze ook geweest. En klein is het, dat zien ze zelf ook. Maar ze wonen er allemaal met veel plezier, verzekeren ze ons.
Ook de vrijwilligster die langsloopt praat nog even mee. “Van mij hoor je geen kritiek op de verzorging. Overal wordt zo hard gewerkt. Maar er zijn huizen waar het niet fijn is, die heb ik ook wel gezien. Hier vind ik het plezierig.” “Dat is ook mijn ervaring”, vertel ik haar. “Ik ben op plaatsen geweest waar ik mijn moeder echt niet wil laten wonen, dus ik heb kritisch gekeken toen we samen een flat voor haar zochten.” Mijn moeder hoort het allemaal rustig aan. Ze geniet volop van de aanwezigheid van Heleen en mij.

3 opmerkingen:

  1. fijn dat jullie samen met je moeder zo'n leuke dag hadden. groetjes.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. 't Belangrijkste is dat je moeder zich prettig en veilig voelt. Ik zelf heb graag ruimte om me heen (en rust), maar wie zegt dat dat over 30 jaar nog zo is? Als we ons dan maar veilig en prettig kunnen en mogen voelen ...

    BeantwoordenVerwijderen
  3. We hebben er inderdaad alle drie erg van genoten. En uiteindelijk betekent het ook plezier voor de anderen, want wij brengen als jonge garde wat extra energie binnen.
    Mijn moeder hield ook erg van ruimte, zowel in als om huis. Om huis heeft ze dat nog, doordat ze een lekker ruim uitzicht heeft. Ze heeft ook een balkon, wat ik belangrijk vond, omdat ze graag buiten zit. Maar met de ruimte binnenshuis is ze erg blij, omdat het overzichtelijk is. En ja, zo kunnen wij over 30, 40 jaar ook zijn. Het belangrijkste vind ik de sfeer. Mijn moeder voelt zich er op haar gemak, de mensen hebben het druk maar blijven vriendelijk. En dat is belangrijk.

    BeantwoordenVerwijderen