dinsdag 3 november 2009

Onbetaalbaar

“Hij lijdt aan dementie, zij heeft het”, die slogan heeft Alzheimer Nederland niet voor niets. Dementie is een slopende ziekte, voor wie het heeft en voor wie eromheen leeft. Zien dat iemand steeds minder kan en steeds minder weet, doet pijn. Ik gun mijn moeder heerlijke, gezonde jaren. Haar heup heeft even gesputterd, maar sinds die vervangen is, doet haar lijf zijn best om die gezondheid ook uit te dragen. Alleen het hoofd, dat doet niet mee.

Al lang geleden zijn we verschoven van kijken naar wat ze niet meer kan naar focussen op wat ze wel kan. En die lijst is nog behoorlijk lang. Helaas is die andere lijst dat ook. En dus is er Heleen. Of meer nog: en dus is Heleen gebleven.

Vele jaren geleden werd Heleen mijn moeders hulp. Blijer had mijn moeder niet kunnen zijn. Al het werk dat te zwaar was voor mijn moeder nam zij over. Het ramen zemen, dweilen, het werk hoog in de lucht en laag op de grond. Of ze was juist het extra paar handen waar het werk om dubbele inzet vroeg. Elke maandagmiddag was ze er.

Dat vaste punt in de week bleef, ook toen het niet alleen meer schoonmaakwerk was, maar ook de coördinatie van het huishoudelijk werk. En toen mijn moeder weduwe werd, was het Heleen die het mogelijk maakte dat ze nog even in haar eigen huis bleef wonen. Driftig was ik op zoek naar andere woonvormen, maar het werd wel duidelijk dat een goed onderdak een tijd op zich zou laten wachten. “Ik houd een oogje in het zeil”, meldde Heleen. Dat oogje werd een dagtaak. Grote vragen kwamen bij mij terecht, via de telefoon, maar voor iedere kleine gedachte werd Heleen ingeschakeld. Vaak had ik er geen weet van hoe vaak dat gebeurde. Ze zorgde dat mijn moeder elke dag klaar stond voor het busje van de dagbehandeling en wachtte haar ‘s middags op als ze terugkwam. Ze deed de boodschappen en verschoof het schoonmaken van het grote werk naar het alledaagse poetsen. Ze ging regelmatig met een kritische blik door de koelkast en gooide dubieuze restjes weg. Ze lette op of mijn moeder wel ging slapen en of ze ’s ochtends opstond, of ze genoeg at en of haar kleren nog wel fris waren.

Na ruim een jaar was er eindelijk een kamer in het verzorgingshuis. Prompt werd Heleen flink ziek, alsof alle spanning er ineens uit moest. Al het werk dat ze deed was te vergoeden, maar de betrokkenheid was onbetaalbaar. En soms ondraaglijk. Gelukkig krabbelde ze snel weer op. Het schoonmaakwerk werd overgenomen door het huis. De was ging naar de wasserij en het eten werd centraal verzorgd. “Maar ik blijf komen hoor”, meldde Heleen. In de loop der jaren waren het vriendinnen geworden, mijn moeder en zij. Tijdens alle pauzes en het werk hadden ze heel wat verhalen en emoties uitgewisseld.

En dus komt ze nog steeds. Langzaamaan bleken er toch nog weer taken te volbrengen en zo werkt Heleen nu weer bij mijn moeder. Ze wast de kleding, doet wat verstelwerk, maakt de kastjes schoon, haalt de wekelijkse boodschappen en daarnaast praten ze met elkaar. Voor mijn moeder is ze goud waard. Maar voor mij ook. Want zelfs met haar hulp is de zorg soms zwaar. Laat staan als ik al die dingen zou moeten doen die zij elke week op zich neemt. Puur uit liefde.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten