dinsdag 23 februari 2010

Uit

“En hoe is het met, hoe heet ie ook alweer?”
“Goed, hoor.”
“Is het nog aan?” Mijn moeder kent mij duidelijk al heel erg lang.
“Nee, het is uit.” Het blijft een tijdje stil aan de andere kant.
“Tja, soms is dat beter.”

Ik wil ineens wel even uitleggen waarom het nu soms is. Ik zie in een flits haar huwelijk voorbijkomen, waarin ze haar man, mijn vader, soms moest delen met een ander. En met ongekende helderheid geeft ze me groot gelijk.

“En hoe is het met jou? Je klinkt vrolijk.”
“Ja hoor, dat ben ik ook wel.”
“Gelukkig.”

We praten nog wat verder. Over acclamatiseren, want het is toch wel wennen, vindt ze, alleen zijn. Soms is het prima, maar soms, zoals vanavond, vindt ze het te stil. Ik vermoed dat ze veel van dat soort avonden heeft, maar zelf heeft ze geen idee.

“En hoe is het met eh... ?”
“Goed verwacht ik, maar het is uit.”
“O, nou ja, soms is dat beter. Als je me zou vragen wat ik nou vandaag gedaan heb, ik heb geen idee. Soms weet ik het wel, maar vandaag, ik zou het niet weten.”

Ik opper dat ze een dagboek bij kan gaan houden. Dat vindt ze een prima idee. Ik neem me voor een duidelijk schrift of een agenda voor haar mee te nemen, waarin ze kan zetten wat ze gedaan heeft of wat haar gedachten zijn.

“We gaan zo maar eens ophangen, maar vertel even: hoe is het met je zoon?”
“Goed hoor, die heeft vakantie.”
“Wat heerlijk. En hoe is het met je man?” Gelukkig kan ze mijn glimlach niet zien.
“Ook goed.”

“Fijn. Slaap lekker straks he?”
“Doe ik. Jij ook!”

2 opmerkingen: